Hoe ik in 1980 op Mallorca terecht kwam...
January 1, 2021In 1980 was ik 19 jaar oud en zat in de 5e klas van het VWO. Ik was nog nooit in Zuid Europa geweest en had nog nooit helder zeewater gezien, alleen maar het troebele water van de Noordzee. Ik was bevriend met de zoon van de beste kennissen van mijn ouders, Henk (Jr) van Eldik. Beide onze ouders hadden een plezierboot en we gingen zomers' ieder weekend vanuit de Leeuwarder Jachthaven naar de Friese meren, vooral naar Grou en Eernewoude. De ouders van Henk gingen vaker naar Grou aan de steiger van de jachthaven liggen en mijn familie ging vaker naar de Lange Sloot in Eernewoude, waar mijn broers en ik veel in de polder achter de Lange Sloot aan het struikroveren waren.
Met Henk was ik reeds eerder een keer op vakantie geweest naar Terschelling, waar we op de beruchte camping Appelhof een tentje hadden opgezet. En een paar jaar daarvoor had de vader van Henk - die we altijd Ome Henk noemden, maar geen echte oom was - ons met zijn trouwe BMW 3.16 naar een nicht van mij gebracht die in Oberursel woonden, een plaatsje onder de rook van Frankfurt. Dat was de eerste vakantie naar het buitenland zonder onze ouders. Met mijn ouders ben ik trouwens nooit naar het buitenland geweest, mijn vader vond dat maar niets, had genoeg aan Friesland en hoe andere landen eruit zagen... dat kon hij wel uit boeken halen. Zo was mijn vader, trotse Fries die tot vervelens toe kon herhalen dat het Friese Rijk zich ooit uitstrekte tot en met Spanje. Dus wat hem betreft zou je niet eens naar het buitenland gaan als Spanje eigenlijk ook bij Friesland hoorde; dit heb ik nooit tegen hem gezegd trouwens.
De Mallorca vakantie in 1980 was er niet geweest als Ome Henk niet lid was geweest van het Odd Fellows-genootschap. Daar sprak hij nooit over en dat schijnt ook zo te horen bij dit met mystiek omhuld genootschap. Maar het was Ome Henk die voorstelde aan ons om naar Mallorca te gaan, waar ook een lid woonde van de Odd Fellows kring waar hij toe behoorde. Zijn naam was Willem Holtslag, zoon van een garagehouder en autodealer in Leeuwarden. Willem Holtslag was architect en het verhaal ging dat zijn revolutionaire ontwerpen niet aansloegen en dat hij daarom gefrustreerd Nederland de rug toekeerde en naar Mallorca was geëmigreerd. Hij wilde huizen ophangen aan helium ballonnen om zodoende het schaarse grondoppervlak in Nederland te ontzien. Op zich een interessant idee, en misschien zou dit nu meer kans maken dan toen, maar destijds is het nooit van de grond gekomen - letterlijk en figuurlijk.
Het idee om naar Mallorca te gaan met Henk sprak ons direct aan. Niet specifiek omdat het Mallorca/Spanje was, ieder warm land was in trek geweest. We konden op het terrein van meneer Holtslag verblijven in een klein huisje, maar we zouden moeten uitwijken naar een eigen meegebracht tentje als dit huisje commercieel zou worden verhuurd. Wij vonden alles prima, het idee om naar een voor ons tropisch land te gaan was natuurlijk geweldig. De zee zou daar helder moeten zijn en warm en er waren tropische vissen, althans ... dat was de indruk die wij hadden van dit eiland dat midden in de Middellandse Zee lag. Als voorbereiding op deze vakantie concentreerden we ons vooral op wat we moesten meenemen om te kunnen snorkelen in het heldere water en ik kocht een klein zakboekje Spaans/Nederlands en andersom.
De vluchten werden geboekt via Transavia en Ome Henk bracht ons naar Schiphol. Het zou niet de allereerste keer zijn dat ik zou vliegen, want ik had op Ameland ooit een klein rondvluchtje gemaakt over het eiland in een Cessna, maar dit was natuurlijk niet te vergelijken met vliegen in een Boeing 737 en dan helemaal naar het verre Spanje.
Op Mallorca werden we opgewacht in de ontvangsthal door Willem Holtslag die op een stuk karton ‘Henk van Eldik’ had geschreven. De man was van dezelfde leeftijd als onze ouders, maar met een duidelijke hippie-achtige uitstraling, een grijze baard en half lang haar waar hij nog net een staartje van had kunnen maken. Hij leek wel wat op Willy Nelson - what’s in the name.. Hij heette ons van harte welkom en we liepen met onze rugzakken naar buiten richting het parkeerterrein waar de auto van meneer Holtslag stond. Voor het eerst van mijn leven liep ik tegen zo'n bekende 'muur' van hitte op toen we buiten kwamen. Het was te verwachten en we ervoeren dit niet daarom ook niet als slecht of onprettig, het was meer iets wat we konden verwachten van een land als Spanje.
Na eerst een tijdje te hebben gereden op geasfalteerde wegen, kwamen we na een tijdje op onverharde wegen. Als je achter je keek zag je één grote stofwolk. Ook bij tegemoetkomend verkeer zat je even in een grote stofwolk. Na een half uurtje bereikten we het havenplaatsje La Rapita, waar we eerst een tijdje langs de kustweg reden en toen afsloegen het binnenland in. Na een kleine kilometer over wederom een stoffige droge weg te hebben gereden, kwamen we door een openstaande poort waarachter het terrein lag van meneer Holtslag. Het eerste dat direct opviel was het giga kabaal van de krekels, het was bijna oorverdovend. Nooit eerder ook hadden we krekels gehoord. Later bleken het trouwens geen krekels te zijn maar cicaden, die ook veel meer geluid produceren dan krekels. En de zinderende hitte was nu beter voelbaar dan in de auto. Er stond weliswaar een licht briesje, maar dit was een hete föhn en zorgde niet voor verkoeling.
"Zo jongens, welkom bij de finca Sa Vinola.", zei meneer Holtslag. "Hier woon ik met mijn vrouw" en hij wees op het witgepleisterde huis achter hem waar op het dak een zelfgemaakte windmolen langzaam ronddraaide. "Ik zal jullie naar de bungalow brengen waar jullie verblijven. Jullie weten dat jullie in je tent moeten slapen als we deze verhuren?" Hij keek ons beide even kort en serieus in de ogen en wachtte op ons antwoord.
"Dat had mijn vader al gezegd", zei Henk, "en we hebben een tent en slaapzakken mee en we kunnen ook zelf koken."
"Ah, vuur, daar wilde ik het nog even met jullie over hebben", vervolgde meneer Holtslag. "Zoals jullie wel hebben gemerkt is het hier droog, extreem droog. Dat is normaal in deze tijd van het jaar, dus wees uiterst voorzichtig met vuur. Zelfs het kleinste vonkje is gevaarlijk en kan een brand veroorzaken die verwoestend kan zijn." Het was duidelijk dat hij serieus was en we luisterden daarom aandachtig en beaamden knikkend op wat hij zei. "Wat moet je doen als er is brand is?... Wel, ik zal het jullie uitleggen en dit moet je goed onthouden." Hij keek ons beide weer even kort in de ogen en er kwamen rimpels op zijn voorhoofd van de grote ogen die hij opzette. De paar volgende zinnen die meneer Holtslag zei hebben we nog vaak nagedaan in de vakantie. "Als er vuur is moeten jullie héél hard roepen 'FU-EEEE-GOOOO', zei hij met zijn beide handen rond zijn mond houdend. Je zult dan merken dat er van alle kanten Spaanse mannetjes met emmertjes water komen aanlopen om het vuur uit te doven. 'Fuego' betekent 'vuur', onthoudt dit goed", en weer keek hij ons met grote ogen en rimpels op zijn voorhoofd aan. Beide hadden we het gevoel dat we in de eerste klas lagere school vermanend werden aangesproken door de meester en we moesten ons lachen inhouden om zijn theatrale uitleg.
“Dan is er nog iets”, vervolgde meneer Holtslag, “en dat iswater!”. “Water is hier op Mallorca erg schaars en het regent in de zomermaanden doorgaans niet. Wees daarom zuinig met deze kostbare vloeistof, douche kort en niet te vaak en verspil geen water aan onzinnige zaken. Ik zal jullie naar de bungalow brengen.”
We liepen een kleine honderd meter en zagen reeds van afstand een aantal ongewone koepelvormige bouwsels die leken op iglo's met een rond raam erin waar een amandelvormig soort kozijn om heen was gemetseld, zodat het duidelijk leek op een oog. Ik klopte even op de wand van de iglo en hoorde een hol geluid.
“Polyester”, zei meneer Holtslag. “We hebben 4 prototypes gemaakt van deze bungalows, iedere bungalow is anders. Uiteindelijk is het de bedoeling dat deze bungalows in productie worden gemaakt, 250 stuks in totaal.Om de bungalows koel te houden in de zomer stroomt er koud water door een leidingstelsel die tussen de binnen- en de buitenwand zit. In de winter kan je hetzelfde doen met warm water om het binnen op te warmen.”
“Gaat u deze verkopen?”, vroeg Henk
“Nee, we zijn bezig om een bungalowpark aan te leggen achter dit terrein.”, en hij wees richting het binnenland.”Er ligt reeds een hele infrastructuur van asfalt paden, maar het project ligt momenteel stil. Ik zal jullie later wel vertellen waarom.”
Er was eigenlijk niets recht aan deze bungalows. De deur bijvoorbeeld had afgeronde hoeken en bevatte een raam in de vorm van een hart. Aan de binnenkant was ook alles rond en het viel direct op hoe onpraktisch dit was met de kastjes die tegen de muur stonden omdat deze wél een rechte achterkant hadden. Ook had je maar een beperkte staruimte omdat een meter van de wand de ronding van de iglo reeds behoorlijk inzette.
We waren superblij met dit onderkomen en na snel te hebben uitgepakt gingen we lopend naar de kust, de zee, dáár moesten we naartoe. Tijdens de wandeling over het stoffige weggetje naar de kust spraken we over de 'deal' die Ome Henk met meneer Holtslag had gemaakt voor de vergoeding van het verblijf van drie weken. We hoefden geen geld te betalen, maar moesten bereid zijn om meneer Holtslag af en toe een beetje te helpen. Het was duidelijk zichtbaar dat hij vele projecten onder handen had op zijn terrein. Her en der stonden bouwmaterialen en gereedschappen ongeorganiseerd op het terrein zoals een betonmolentje, kruiwagens, steigerplanken, pallets met betonnen blokken etc. Hoeveel uur we per dag moesten helpen was onduidelijk en wat we moesten doen ook. We zouden het wel merken.
La Rapita was een langgerekt dorpje zonder een echt centrum. Als je al een centrum zou moeten aanwijzen dan was het haventje aan het einde van het dorp nog de beste plek, want hier was altijd bedrijvigheid van vissers en eigenaren van plezierjachtjes en er was een levendig restaurant met groot terras dat uitzicht bood op de steigers met de boten. De kustweg richting de haven was recht waar de rotsachtige kust zich onregelmatig langs aftekende. De landkant van de weg was volledig bebouwd met woonhuizen en af en toe een winkel of café/restaurant, bijna allemaal niet hoger dan een eerste verdieping en bijna alle huizen hadden een overdekt terras beneden en boven. Op een aantal plaatsen werd de lijn van de huizen onderbroken door een weg haaks het binnenland in. Achter de kuststrook waren nog twee straten met huizen, alles heel stoffig en eentonig. De marina was met stip de meest interessante plek van het dorp.
Toch was dit voor ons destijds niet helemaal waar, want voor ons was het heldere water een nieuwe belevenis, je kon vissen zien als in een aquarium. Alleen in de heldere poldervaart bij Eernewoude konden we af en toe kleine voorntjes of een snoek zien, maar verder was al het water dat we kenden soepwater, een soort bruine snert. En de vissen in Nederland waren natuurlijk bij lange na niet zo mooi als die je hier zou moeten kunnen zien - hoewel we dat nog niet met eigen ogen hadden mogen ervaren.
Bij de kust aangekomen zaten we ongeveer halverwege de bebouwde kustweg, nog een heel eind van de haven vandaan. Recht voor ons uit was een klein houten boothuisje met een betonnen piertje van 10 meter lang ervoor en een helling waar je een klein bootje het boothuisje in kon trekken. Deze plek werd onze standplaats, daar gingen we dagelijks naartoe met onze snorkelspullen en lopend over het betonnen piertje hadden we nu al spijt dat we onze zwemspullen nu niet hadden meegenomen. Hoewel we wisten dat het water heel helder was, verbaasden we ons er toch over, en dat je zo ver in het water kon kijken. We zagen diverse kleurrijke kleine visjes, maar ook vooral heel veel gitzwarte zee-egels.
's Nachts was het nog steeds zeer warm, maar ook dat vonden we niet erg, dat hoorde bij het klimaat en we konden er goed tegen. De eerste dagen van ons verblijf had meneer Holtslag onze hulp nog niet nodig, we konden doen en laten wat we wilden. Uiteraard gingen we iedere dag naar de zee om daar te snorkelen en dat was prachtig, zwemmen in een aquarium. We kookten ons eigen kostje, wat voor ons beiden zo goed als een nieuwe ervaring was, want tijdens onze vakantie op Terschelling aten we alleen maar van de snackbar. In een kleine supermarkt in de midden op de kustweg kochten we ons eten en drinken in. Omdat we niet veel geld hadden en wat we hadden zoveel mogelijk wilden bewaren voor wat later in de vakantie, kochten we zo economisch mogelijk in. Het vlees dat we wilden kopen voor in de pasta was behoorlijk duur, maar op het onderste schap vonden we een blik met brokken vlees op tomatensaus dat spotgoedkoop was. Precies wat we wilden hebben dus dat kochten we met een bundeltje spaghetti. Het vlees in tomatensaus rook lekker toen we het aan bereiden waren. Toen we het echter probeerden kapot te kauwen lukte dit niet echt goed, het waren net stukken elastiek. Bij nadere bestudering van het vlees herkende ik de structuur van het vlees als pens, koeienmaagvlees, hetzelfde vlees dat mijn vader bij het abattoir in Leeuwarden kocht voor ons Kooikershondje Rixt. We aten het vlees niet verder op en hadden ook niet verwacht dat je pens kon kopen voor menselijke consumptie.
Dagelijks gingen we in de ochtend met onze snorkel spulletjes en handdoeken naar onze standplaats aan de kust en verkenden de onderwaterwereld. We zagen steeds meer verschillende vissen, en ook octopussen, kwallen en zelfs zeepaardjes. Onze snorkeltochtjes werden steeds langer en per dag zaten we vele uren in het water.
Na een paar dagen kwam meneer Holtslag met het eerste verzoek om hem vanaf de volgende dag te helpen. Afgezien van de 4 iglo’s waren er ook nog een paar normale bungalowtjes, kleine huisjes met twee slaapkamertjes, een kleine woonkamer annex keukentje en badkamer. In één van deze huisjes wilde meneer Holtslag de badkamer verbeteren, een betonvloertje storten en de ruimte betegelen.
“Ik stel voor dat jullie me in de ochtend helpen en dan kunnen jullie in de middag vakantie vieren. We moeten vroeg beginnen, want ‘s middags is het té heet om iets te doen en moet je eigenlijk siësta houden. Dus ik stel voor om morgenochtend om 6 uur te beginnen, akkoord?”
We schrokken hier een beetje van, want was het de bedoeling dat we hem dagelijks een halve dag zouden moeten helpen? We waren te verbaasd en misschien te verlegen om er iets van te zeggen. Toen meneer Holtslag was vertrokken toonde Henk voor het eerst zijn wantrouwen.
“Ik vertrouw hem niet. Let op mijn woorden: we komen weinig aan vakantie toe vanaf nu.”
Ik verzachtte de woorden van Henk met: “Misschien valt het wel mee, en trouwens, het is misschien best wel leuk om die badkamer te maken.”
“Laat ik nog sterker zeggen: ik mag hem niet, deze Willy Wortel. Vanaf die dag noemden we hem onderling Willy Wortel. “Het is midden in de zomer, dat is niet de tijd om dit soort werkzaamheden te doen.”
“Misschien heb je gelijk, we kunnen altijd weggaan en ergens ons tentje opzetten als het ons niet meer bevalt. Ik zou ook wel wat dichter bij de zee willen zitten, en daar is het ook koeler.” We spraken nog een tijdje door over alles en liepen met onze snorkelspulletjes naar de zee.
De volgende dag stond Willy Wortel precies om 6 uur voor onze iglo en zei dat we eerst wat bouwmaterialen moesten gaan kopen in Campos. We gingen met zijn allen in zijn Renault 12 naar Campos, een klein half uurtje rijden vanaf La Rapita. Hoewel het nog zeer vroeg voor ons doen was, was het al behoorlijk warm. Alle ramen die open konden waren volledig open gedraaid, terwijl we over een stofweg naar Campos reden. Het was een erg troosteloze plaats, alles was van dezelfde soort natuurlijke stenen opgebouwd, grote blokken, licht terracotta. Ramen in de huizen zag je amper en deze waren doorgaans bedekt door Franse Louvre-luiken. Nergens kon je een huis inkijken zoals je dat in Nederland kunt doen. We zigzagden wat door kleine smalle straatjes waarna we bij de bouwmaterialenhandel aankwamen. Nu kwamen wij voor het eerst in actie met het tillen van zakken cement, 12 stuks. Alles werd in de Renault 12 geladen, de meesten in de kofferbank en 3 zakken op de achterbank.
“Meneer Holtslag, is dit niet wat te veel voor de auto”, zei Henk en hij wees naar de achterkant van de Renault, die bijna de grond raakte.
“Dat is normaal hier in Spanje en de auto kan het makkelijk hebben, maak je geen zorgen.” Willy Wortel rekende af en we reden deinend terug over de stofweg naar La Rapita.
Die ochtend heb ik voor het eerst in mijn leven beton aangemaakt in een 90 liter betonmolentje. Ik kon niet weten dat ik ruim 40 jaar later nog heel veel meer beton zou maken op Mallorca. Achteraf moet ik constateren dat we er toen niet met ons hoofd bij waren. Het boeide ons niet, dat betonstorten, of al die andere dingen die later moesten doen. Alles wasleuken tot op beperkte hoogteinteressant, maar ja… in onze ogen was alles interessant of … niet interessant. Het was geen luiheid, daar had het niets mee te maken. Er zat nog geen drive in ons, geen spirit, geen passie. Hoewel ik misschien niet te veel moet refereren naar ‘we’, want Henk wist volgens mij veel eerder wat hij wilde gaan doen in het leven dan dat ik dat wist. Voor mij begon dat pas langzaam te komen in het midden van mijn twintiger jaren.
Er volgden allemaal andere kleine klusjes, iedere dag was er wel iets anders. Ik vond het prima, maar Henk begon zich steeds meer te storen aan meneer Holtslag, vooral aan de manier waarop hij iets vroeg. Voorbeeld:
"Hebben jullie wel eens met polyester gewerkt jongens? Ik heb een paar waterfietsen op het strand liggen bij de haven die moeten worden gerepareerd. Ik kan jullie een gratis cursus geven waarna we deze waterfietsen weer kunnen verhuren. Een winwin situatie lijkt me. En als we klaar zijn trakteer ik op een maaltijd in het havenrestaurant. Ik kan je garanderen dat ze daar grote porties hebben, want die vissers lusten wel wat na een paar dagen op zee. Zijn jullie geïnteresseerd?"
We hebben het gedaan, maar een beetje met tegenzin, vooral omdat het wantrouwen van Henk jegens Willy Wortel met de dag groeide en hem begon te betichtten van slinksheid en uitbuiterij. De bootwerkersmaaltijd na de cursus polyesterbewerken aan de waterfietsen waar we zo naar uitkeken bleek behoorlijk tegen te vallen. Het biertje was heerlijk, maar die maaltijd was een kinderbordje met pasta carbonara, wat later slechts een voorgerechtje bleek te zijn.
De middagen ervoeren we als een bevrijding, ook al deden we niet veel anders dan de vorige middag: snorkelen, even eruit en warm worden en weer snorkelen. Hoewel het water een graad of 27 Celsius was, verkleumde je toch langzaam. Na een week dagelijks bij het boothuisje te komen begonnen we op te vallen bij leeftijdgenoten die een eindje van het boothuisje van een hoge rots in het water sprongen om vervolgens via een uit de rotsen gehouwen trap weer omhoog klauterden waarna ze weer in het water sprongen. Onze standplaats was zo'n 50 meter verderop, waar onze spulletjes bij het boothuisje lagen. Ik kwam daar in contact met Maria, een lokale schone met mooi lang zwart haar en uiteraard bruine ogen. Met het boekje ‘Spaans voor op reis’ in de hand probeerde ik in correct Spaans met haar te communiceren. Ik oefende met haar de uitspraak van getallen en woorden en maakte vooral gebruik van de standaard zinnetjes die achterin stonden. De volgende dag kwam ze met een stripboek aanzetten van waaruit ik de teksten uit de ballonnetjes oplas, waarbij Maria me corrigeerde op de uitspraak. Gedurende onze vakantie was Maria daar vaak en we bouwden een beetje een band op. Aan het einde van de vakantie hebben we adressen uitgewisseld en via brieven hebben we nog een tijdje gecorrespondeerd. Het schijnt dat ze nog steeds in La Rapita woont.
Aan het begin van de tweede week van onze vakantie kwam meneer Holtslag naar ons toe met de mededeling dat we niet langer in de iglo konden verblijven omdat deze was verhuurd. We hadden daar op gerekend en zetten ons tentje op in de schaduw. Het werd een drama. Mieren hadden snel ons eten ontdekt en hoewel de tent in de schaduw stond, was het nog steeds 35 graden. De boter werd vloeibaar en het geluid van de cicades was ondraaglijk. We sliepen niet in de tent, maar gewoon in onze slaapzak onder de sterrenhemel, dat was nog het beste. In de ochtend stond de zon al snel zo hoog dat de temperatuur boven de 30 graden kwam en waren we aan het betonstorten, kruiwagens met zand aan het verplaatsen, of ander zwaar werk aan het doen.
Na twee dagen in de tent te hebben gebivakkeerd zij Henk op een ochtend:
“Laten we weggaan en onze tent ergens aan de kust opzetten waar het veel koeler is. We hoeven dan ook niet meer iedere keer dat half uur te lopen naar de zee en we zijn van die uitbuiter af.”
Ik keek Henk aan. Het was duidelijk dat hij niet happy was en ik stoorde me persoonlijk meer aan zijn geklaag over Willy Wortel dan aan de man zelf. Maar ik vond het ook wel een goed idee, vooral om dichter bij de zee te zitten, áán de zee, net achter het strand ons tentje opzetten. “Prima, laten we dat doen en Willy Wortel vertellen dat we weggaan.”
Beide voelden we het lood een beetje in de schoenen zinken, toen we naar het huis van Willy Wortel liepen. Wellicht had hij nog wel steeds op ons gerekend voor een paar weken langer. Henk nam het woord toen Willy Wortel uit zijn huis kwam - we zijn nooit in zijn huis geweest, hij ging altijd direct naar buiten als we bij hem kwamen.
“We hebben besloten om te vertrekken meneer Holtslag. We willen dichter bij de kust zitten, waar het koeler is.”
Willy Wortel keek verbaasd naar Henk en toen naar mij. “Is dit jouw idee om weg te gaan?” Hij was duidelijk onaangenaam verrast door onze mededeling en hij keek mij vooral aan, terwijl Henk het woord had.
“Het isonzebeslissing meneer Holtslag.”, zei ik, hoewel het eigenlijk meer door Henk kwam dat we weg wilden; ik zou niet dit voorstel hebben gedaan.
“Waar gaan jullie dan naar toe? Weten jullie dat je officieel niet mag kamperen op het eiland? Het is te gevaarlijk met het oog op brand. Er zijn ook geen campings, dus waar willen jullie naartoe?”
Het was ons idee om ergens in de duinen te gaan kamperen richting Ses Covetes, het gebied achter de haven. Er was een mooi groot strand met duinen erachter zoals op de Wadden eilanden. “We willen naar Ses Covetes gaan.”, antwoordde Henk.
Willy Wortel keek naar Henk en naar mij en weer naar Henk en zei: “Jullie kunnen daar niet heen, er is geen beschutting, er staat geen boom daar, het is alleen maar duinen en je brand daar weg. De Enige plaats waar je je tent zou kunnen opzetten is net achter de haven. Daar is een pijnboombosje waar je beschutting hebt tegen de zon. Het blijft illegaal om te kamperen, maar daar heb ik nog nooit politie gezien. Hou je wel gedeisd, raad ik jullie aan.”
Henk wilde écht weg en of het nu wel of niet een goede keuze was om daar naar toe te gaan, was het hem al lang goed als hij zich niet meer hoefde te storen aan Willy Wortel zijn uitbuitpraktijken. “Prima, dan gaan we daar naar toe. Dan gaan we zometeen onze rugzakken pakken. We willen u wel ontzettend bedanken voor de gastvrijheid.” Willy Wortel moest eens weten hoe Henk over hem dacht…
We liepen richting onze tent, maar Willy Wortel riep me terug: “Kan ik jou even onder vier ogen spreken Mark?”
Ik vond het raar dat hij me terugriep, maar zei tegen Henk: “Ga jij maar vast, ik kom snel, ben benieuwd wat hij heeft te zeggen.”
“Ik weet dat jouw idee is om weg gaan, ik zie het in je ogen. Je kunt dit ontkennen, maar ik geloof je toch niet. Ik doe aan iriscopie, ik zie dingen in je ogen en ik wil je een goede raad geven, vind je dat goed?”
Ik wist niet wat ik moest zeggen, maar kreeg nu ook een ongemakkelijk gevoel bij deze Willy Wortel. Gevoelsmatig ging ik volledig in de verdediging, maar liet dit niet blijken en zei op een cynische toon: “Wat voorgoede raadmag dat dan zijn?”
“Precies hoe je nu reageert, dát is jouw probleem. Je ben dwars, onwillig, tegenwerkend en geen team-player. Dat moet je veranderen en doe je dat niet dan sla je een verkeerde weg in. Ik zie in je dat je de potentie hebt om een goed mens te worden en het zal waarschijnlijk om wel goed met je komen op den duur. Maarjijmoet dat inzien enjijmoet dat willen. Ik zeg dit niet om je naar beneden te halen, maar omdat ik je wil helpen. Het is aan jou om er iets mee te doen.”
Dit kwam voor mij volledig uit de lucht vallen en kon niet anders reageren dan een ‘dank je wel voor de goede raad’, waarop ik me omdraaide en naar onze iglo liep. Wat dacht deze man wel niet, iriscopie, what the fuck is dat? Wat een lul. Ik vertelde het Henk die het gelijk aangreep als meer bewijs dat Willy Wortel niet deugde. De rest van de vakantie moest ik toch vaak denken aan wat hij zei, vooral ook omdat ik me totaal niet herkende hoe hij me neerzette.
Toen we klaar waren voor vertrek met alles gepakt in de rugzakken kwam Willy Wortel naar ons toe en zei dat we met hem konden meerijden naar de haven. Daar maakten we gebruik van hoewel ik veel liever had willen lopen na de preek van Willy Wortel. 10 Minuten later stapten we uit de Renault 12 in de haven. Hij wees ons een bosje van pijnbomen aan in de verte, dáár konden we zonder te veel gevaar onze tent opzetten. We namen kort afscheid van Willy Wortel en slingerden onze rugzakken op de rug en liepen richting het pijnbomenbos.
We zijn hier niet langer dan 1 nacht gebleven. Het was een leuk idee, maar er waren omstandigheden die we niet wisten en die het leven daar ondraaglijk maakten. Naast het pijnbomenbos was de vuilstort van La Rapita en overal in dit bos hing een sterke geur van rottend vlees. De enige nacht die we daar hebben doorgemaakt liepen er overal ratten rond de tent, ze hebben zelfs ons brood aangevreten dat buiten de tent lag. Die nacht sliepen we slecht en toen het ochtend werd bespraken we kort de situatie. Dit was geen doen, maar we konden ook niet ergens een kamer huren of in een pension of jeugdherberg gaan zitten, want we hadden daar geen geld voor. Onze vakantie was super low budget, gebaseerd op geen kosten voor accommodatie.
Hoewel ik de afkeer van Henk nu meer deelde sinds de preek van Willy Wortel, kreeg ik opeens een idee. “Wat als we vragen aan Willy Wortel of we in die half afgebouwde garage mogen verblijven. Er staat een open zeilbootje in op een trailer, maar er is links en rechts genoeg ruimte om daar te slapen. We zijn beschut tegen de zon en we kunnen er normaal zitten op wat betonblokken met een plank er overheen.”
Henk vond het een goed idee en we vouwden de tent weer op, pakten de rugzakken weer in en liepen helemaal terug naar de finca van Willy Wortel. Willy Wortel zag ons zijn terrein komen oplopen en vroeg of we iets vergeten waren. We legden de situatie uit en vroegen hem of we de rest van de vakantie in de garage konden verblijven. Dat was goed, maar Willy Wortel zei er direct bij dat we hem wel moesten helpen met het storten van een betonvloer op de garage. Dit kwam ons totaal ongeloofwaardig over. Beide geloofden we niet dat hij het plan had om daar toevallig nu een betonvloer op te storten. Henk had gelijk, hij misbruikte ons. Hij wist dat we geen andere opties hadden. Dus gingen we akkoord en hebben hem 2 dagen geholpen. om de garage te voorzien van een laag beton. Onze taak was emmers met beton de trap op tillen en uitgieten op het dak. Hij had ook nog een Spanjaard in dienst die hierbij hielp. Het mixen van het beton ging via een klein betonmolentje. Het was ondanks het vroege opstaan zwaar werk en we waren doodop toen het klaar was.
Willy Wortel bleef ons daarna ook nog regelmatig lastig vallen met andere werkzaamheden. Zo stonden er op een ochtend opeens een aantal houten deuren voor de garage waar de verf helemaal van afbladerde. Even later kwam Willy Wortel langs met wat schuurpapier en ‘of we die deuren even konden schuren’. We hebben dit allemaal gedaan, Henk met grote tegenzin, ik met iets mindere.
We zijn nog wel een keer wezen kijken op het terrein achter de finca van Willy Wortel nadat hij wat meer vertelde over het stilleggen van de aanleg van het bungalowpark. Hij vertelde dat zijn businesspartner Duits was en dat deze de ‘projectontwikkelaar’ was en ook het investeringsgeld regelde. Alles was zo goed als rond en met eigen geld had deze Duitse partner reeds de hele infrastructuur aangelegd van het bungalowpark, inclusief rotondes, stoepranden, een rioleringssysteem etc. Voor het grote terrein van minimaal een paar hectare groot stond een giga bord waarop in het Duits stond ‘Hier ensteht Bungalow Park “Sa Vinola”’, met mooie graphics waar de iglo-bungalows op prijkten. Op onze vraag waarom het allemaal was stilgelegd antwoordde Willy Wortel dat er bij zijn aanvraag voor een lening bij de bank werd ontdekt dat deze partner in de 2e Wereld Oorlog bij de SS had gezeten, en dat dit reden was voor de bank om hem geen krediet te geven.
Het bungalow park zoals dat geplant was is er nooit gekomen. Wel is er nu een soort Amerikaanse ‘gated community’ , die gebruik heeft gemaakt van de infrastructuur die er reeds lag. De naam is niet ‘San Vinola’, maar ‘El Paraiso Residence Club’.
Twee jaar geleden kwam Henk hier op Mallorca voor een paar dagen. Ik had hem 30 jaar niet gezien. We zijn naar La Rapita gegaan met het idee om Willy Wortel op te zoeken. Het was al moeilijk om zijn finca Sa Vinola te vinden, maar dit is uiteindelijk gelukt. De poort was dicht maar niet op slot en er leek niemand te zijn, ook geen honden. We zijn het terrein opgegaan en de herinneringen kwamen gaandeweg terug. Het was prettig om daar alleen met Henk over het terrein te struinen. Er was weinig veranderd en het was aan alles te zien dat er niet permanent werd bewoond. Alles was er nog, ook de iglo’s die serieus aan het vervallen waren. De half afgebouwde garage was veranderd in een klein huis en zag er nog het beste uit. Je kon aan de afwerking zien dat het niet langer dan een paar jaar geleden was dat er aan gewerkt was. De ronde vormen van de iglo’s kwamen terug in het dak van dit huisje. Buiten het terrein spraken we iemand aan en vroegen of Willem Holtslag nog leefde. Hij bleek een paar jaar overleden te zijn en zijn zoon kwam nu af en toe uit Nederland over.
We zijn nog even een biertje wezen drinken op het terras van het restaurant aan de kustweg. We herkenden het direct omdat er een trap naar beneden liep waar een discotheek was - en nog steeds zat. We zijn daar meerdere malen geweest. Achter de bar in het restaurant stond een man van onze leeftijd. Ik bestelde twee biertjes en vroeg spontaan of hij een Maria kende van ongeveer mijn leeftijd. Hij hoefde niet lang na te denken. Er woonde maar één Maria in La Rapita van rond de 55 jaar en ze had haar hele leven daar gewoond, dus het moest haar wel zijn volgens hem.